Tuchtreglement

Dit is het reglement als bedoeld in artikel 18 van het wedstrijdreglement ofwel artikel 6 van de statuten van de Darts Bond Midden Nederland, hierna te noemen DBMN.

Dit reglement is vastgesteld door de algemene vergadering en is bepalend voor overtredingen begaan binnen het verband van de DBMN. Een besluit tot wijziging van dit tuchtreglement kan uitsluitend worden genomen met meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen tijdens een algemene vergadering.

ARTIKEL 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

  1. Alle leden en niet leden van de DBMN die aan een onder de DBMN ressorterende wedstrijd deelnemen zijn volgens dit reglement onderworpen aan het tuchtgerecht van de DBMN. Dit geldt tevens voor door de DBMN uitgezonden spelers bij andere toernooien en wedstrijden.
  2. In de DBMN kunnen straffen alleen op grond van dit reglement worden opgelegd door de tuchtcommissie, of in beroep door de commissie van beroep.
  3. De bevoegdheid tot het opleggen van de in dit reglement genoemde straffen komt toe aan het bestuur van de DBMN, dat deze bevoegdheid aan de tuchtcommissie c.q. commissie van beroep delegeert. In geval van claims is de primaire beoordeling een bevoegdheid van de wedstrijdleiding (zie wedstrijdreglement). Hier tegen staat beroep open bij de tuchtcommissie die bindend uitspraak doet. In dat geval handelt de tuchtcommissie als commissie van beroep en is artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing.
  4. Het recht van benoeming en ontslag van zowel de tuchtcommissie als de commissie van beroep komt uitsluitend het bestuur toe. Zowel de tuchtcommissie als de commissie van beroep zal bestaan uit minimaal drie en maximaal vijf leden. Uit hun midden kiezen zij een voorzitter en een secretaris. Het lidmaatschap van een commissie eindigt verder als gevolg van bedanken of overlijden.
  5. De commissies regelen zelf hun werkwijze voor zover daarin niet is voorzien door dit tuchtreglement. Besluiten van de commissies worden genomen met meerderheid van stemmen, nadat alle commissieleden zijn gehoord.
  6. De bevoegdheden die in dit reglement aan de tuchtcommissie zijn toegekend, komen ook aan de commissie van beroep toe, bij de behandeling van een klacht in tweede instantie.
  7. Het bestuur van de DBMN, individuele leden of een door het bestuur ingestelde commissie kunnen aan de tuchtcommissie een door hen aanwezig geachte of aan hen gesignaleerde overtreding schriftelijk aan de voorzitter van de tuchtcommissie als klacht ter behandeling voorleggen.
  8. 1.   Als overtreding wordt beschouwd, elk handelen of nalaten dat in strijd is met:
    a.   De openbaar gemaakte reglementen van de DBMN met betrekking tot de wedstrijdsport, waaronder dit tuchtreglement en besluiten van de wedstrijdleiding.
    b.   Belangen die de DBMN heeft bij een verantwoorde en ordelijke beoefening van de dartssport, zulks ter beoordeling van de tuchtcommissie c.q. commissie van beroep.

    2.   Iedere schending van een bepaling in dit reglement levert een afzonderlijke overtreding op.

    3.   Onder overtreding wordt mede verstaan het niet, niet tijdig, of in onvoldoende mate nakomen van verplichtingen, alsmede het gelegenheid bieden of aansporen tot, het vergemakkelijken van of het behulpzaam zijn bij het plegen van een in dit reglement bedoelde overtreding.

  9. Indien een beslissing van de commissie van beroep of van de tuchtcommissie tot gevolg heeft dat een gedane uitspraak wordt vernietigd, kan daaraan door het betrokken lid, noch door derden enig recht op schadeloosstelling worden ontleend, terwijl evenmin aanspraak kan worden gemaakt op het overspelen van één of meer wedstrijden.
  10. Alle in dit reglement voorgeschreven schriftelijke mededelingen dienen verzonden te worden bij aangetekende brief, tenzij een andere wijze van verzenden beschikbaar is die uitsluit dat de geadresseerde zich in redelijkheid kan beroepen op het niet of niet tijdig ontvangen hebben van de mededelingen (fax, koeriersdiensten).
  11. Voor alle in dit reglement bedoelde termijnen geldt als ingangsdatum de datum van het poststempel.

ARTIKEL 2 – ONTVANKELIJKHEIDSBEPALINGEN

  1. Klachten, gesignaleerde overtredingen en dergelijke worden door de voorzitter van de tuchtcommissie of diens plaatsvervanger beoordeeld op ontvankelijkheid. Een afschrift van de klacht dient na beoordeling over de ontvankelijkheid door gestuurd te worden naar de desbetreffende wedstrijdleider met vermelding van de al dan niet ontvankelijk verklaring.
  2. Wanneer de voorzitter van de tuchtcommissie of diens plaatsvervanger van mening is dat het feit dient te worden behandeld, volgt de procedure als beschreven in artikel 3 en volgende.
  3. Wanneer de voorzitter van de tuchtcommissie of diens plaatsvervanger een feit of gedraging onvoldoende acht voor behandeling, voert hij overleg met mede-commissieleden. Wanneer zij allen van mening zijn dat het feit of de gedraging onvoldoende is voor behandeling, wordt dit zo spoedig mogelijk, schriftelijk medegedeeld aan degene die de klacht uitte of het feit dan wel de gedraging signaleerde. De niet ontvankelijkheid wordt met redenen omkleed.

ARTIKEL 3 – TUCHTCOMMISSIE

  1. De tuchtcommissie is bevoegd om op grond van de bepalingen van dit reglement, een straf op te leggen voor de in dit reglement bedoelde feiten en gedragingen.
  2. Zolang de tuchtcommissie geen eindbeslissing heeft genomen over een haar voorgelegde klacht, rust op haar, op andere organen van de bond en op de betrokkene de plicht zich te onthouden van mededelingen aan derden over de onderhavige zaak, met uitzondering van mededelingen die noodzakelijk zijn voor het onderzoeken van de klacht.
  3. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken nadat een ontvankelijke klacht ter behandeling is voorgelegd, zal de tuchtcommissie, de betreffende persoon schriftelijk in staat van beschuldiging stellen, met omschrijving van de ten laste gelegde overtreding, voorzien van een korte en duidelijke toelichting.
  4. Degene die door de tuchtcommissie in staat van beschuldiging is gesteld (hierna te noemen “betrokkene”) heeft het recht om binnen twee weken schriftelijk een verweer in te dienen en daarbij te verzoeken om een mondelinge behandeling.
  5. Indien de tuchtcommissie het ten laste gelegde (mede) heeft gebaseerd op verklaringen van getuigen, vermeldt zij tevens in de tenlastelegging de namen van deze getuigen en geeft zij in de tenlastelegging een zakelijke samenvatting van hun verklaringen.
  6. De tuchtcommissie kan binnen één week na ontvangst van het verweer van de betrokkene, indien deze niet om mondelinge behandeling heeft verzocht, hem schriftelijk oproepen voor een mondelinge behandeling.
  7. a.   De tuchtcommissie zal na ontvangst van het verweer de betrokkene binnen vier weken schriftelijk mededelen of de uitgebrachte tenlastelegging al dan niet gehandhaafd blijft. Bij handhaving kan de tuchtcommissie de betrokkene mededelen dat zij de tenlastelegging na kennisneming van het verweer wenst te wijzigen of aan te vullen.
    b.   De tuchtcommissie kan de behandeling aanhouden tot maximaal acht weken.
  8. Een voorlopige schorsing/uitsluiting kan worden opgelegd, indien ernstige feiten niet voor de eerstvolgende wedstrijddag worden behandeld en in redelijkheid mag worden verwacht dat aan de betrokkene te zijner tijd een definitieve schorsing/uitsluiting zal worden opgelegd.
  9. De betrokkene heeft tevens het recht zich bij zijn verweer door een ander lid van de bond of door een (juridisch) deskundige te doen bijstaan of te doen vertegenwoordigen. In geval van minderjarigheid kan de betrokkene worden bijgestaan door ouder of voogd.
  10. Indien de betrokkene zich bij zijn verweer door een ander bij volmacht laat vertegenwoordigen, zal deze vertegenwoordiger dezelfde rechten hebben als in dit reglement aan de betrokkene zijn toegekend, met dien verstande dat de betrokkene te allen tijde bevoegd blijft zelf zijn belangen te behartigen.
  11. Wanneer een van beide commissies van oordeel is dat de ernst van de vermeende overtreding daartoe noodzaakt, kan zij -als voorlopige voorziening- op ieder moment in de loop van de behandeling van het ten laste gelegde de betrokkene als lid schorsen voor deelname aan evenementen georganiseerd door de DBMN Een dergelijke voorlopige voorziening wordt in mindering gebracht op de straf.
  12. Daar waar in dit reglement vermeldt staat dat de straf exclusief door een commissielid of wedstrijdofficial op gelegd kan worden, zal de tuchtcommissie als commissie van beroep aangewend worden conform artikel 5 van het tuchtreglement.

ARTIKEL 4 – Behandeling door de tuchtcommissie

  1. Indien de betrokkene om een mondelinge behandeling heeft verzocht, wordt deze mondelinge behandeling binnen drie weken na ontvangst van het verzoek gehouden op een door de tuchtcommissie bepaalde plaats. Indien de tuchtcommissie besloten heeft tot een mondelinge behandeling vindt deze plaats uiterlijk binnen drie weken na de tenlastelegging.
  2. De tuchtcommissie roept de betrokkene schriftelijk op onder vermelding van tijd en plaats van de behandeling en met opgave van de stukken die de tuchtcommissie bij de behandeling ter beschikking staan. De termijn tussen de datum van de oproep en die van de mondelinge behandeling bedraagt tenminste twee weken.
  3. Wanneer de betrokkene voor de mondelinge behandeling is opgeroepen maar niet verschijnt, kan de mondelinge behandeling buiten zijn aanwezigheid worden gehouden.
  4. De mondelinge behandeling vindt in principe in het openbaar plaats, tenzij de tuchtcommissie de openbare behandeling in strijd met de belangen van de betrokkene of de DBMN acht.
  5. De betrokkene krijgt de gelegenheid de gehele mondelinge behandeling bij te wonen, tenzij zijn gedrag aanleiding geeft hem te verwijderen.
  6. Van de mondelinge behandeling wordt een zakelijke samenvatting gemaakt die door de voorzitter of diens plaatsvervanger wordt ondertekend. Ten behoeve van de verslaglegging van de zitting, mag de notulist gebruik maken van geluidsopname apparatuur.
  7. De mondelinge behandeling kan zo nodig op een ander tijdstip of datum worden voortgezet, indien een goed verloop van de mondelinge behandeling of een goede behandeling van de zaak dit noodzakelijk maakt, zulks ter beoordeling van de tuchtcommissie.
  8. Alvorens de mondelinge behandeling wordt gesloten, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld nog tot zijn verweer dienende opmerkingen te maken.

ARTIKEL 5 – COMMISSIE VAN BEROEP

  1. De betrokkene kan tegen elke door de tuchtcommissie genomen beslissing in beroep gaan bij de commissie van beroep. Met uitzondering van het in artikel 3 lid 12 gestelde. Een voorlopige voorziening wordt niet aangemerkt als straf en tegen een voorlopige voorziening staat derhalve geen beroep open.
  2. Het beroep moet worden ingesteld binnen tien dagen nadat de betrokkene van de tuchtcommissie schriftelijk mededeling van de uitspraak heeft ontvangen.
  3. Het beroep moet schriftelijk worden ingediend bij de commissie van beroep. De betrokkene moet daarbij aangeven om welke reden(en) hij in beroep komt. Tegelijk met het aanhangig maken van een beroep moet een bedrag van € 25,- (vijfentwintig euro en nul cent) aan de DBMN onder vermelding van “commissie van beroep” worden overgemaakt. Indien het bedrag niet is voldaan voor het verstrijken van de beroepstermijn, wordt het beroep niet ontvankelijk verklaard. In geval van vrijspraak van de betrokkene wordt het bedrag gerestitueerd.
  4. De commissie van beroep is verplicht de zaak direct nadat zij van het ingestelde beroep heeft kennis genomen, in behandeling te nemen. Zij dient zich bij deze behandeling te baseren op hetgeen door de tuchtcommissie aan de betrokkene ten laste is gelegd. De commissie van beroep is evenwel vrij aanvullend onderzoek te verrichten.
  5. De commissie van beroep is bevoegd de opgelegde straf te wijzigen of te vernietigen.
  6. De commissie van beroep beslist op basis van de stukken in principe zonder hernieuwde mondelinge behandeling. De commissie kan ambtshalve besluiten tot een nadere schriftelijke dan wel een mondelinge behandeling.
  7. Hangende een beroep kan een besluit waarbij een straf c.q. maatregel is opgelegd, geheel of gedeeltelijk worden geschorst, door de voorzitter van de commissie van beroep (of één van haar leden).

ARTIKEL 6 – BEHANDELING DOOR COMMISSIE VAN BEROEP

  1. De commissie van beroep roept in geval van een mondelinge behandeling de betrokkene schriftelijk op onder vermelding van tijd en plaats van de behandeling en met opgave van de stukken die de commissie van beroep bij de behandeling ter beschikking staan. De termijn tussen de datum van de oproep en die van de mondelinge behandeling bedraagt tenminste één week.
  2. Wanneer de betrokkene voor de mondelinge behandeling is opgeroepen, maar niet verschijnt, kan de mondelinge behandeling buiten zijn aanwezigheid worden gehouden.
  3. De mondelinge behandeling vindt in principe in het openbaar plaats, tenzij de commissie van beroep de openbare behandeling in strijd met de belangen van de betrokkene of de DBMN acht.
  4. De betrokkene krijgt de gelegenheid de gehele mondelinge behandeling bij te wonen, tenzij zijn gedrag aanleiding geeft hem te verwijderen.
  5. Van de mondelinge behandeling wordt een zakelijke samenvatting gemaakt die door de voorzitter of diens plaatsvervanger wordt ondertekend. Ten behoeve van de verslaglegging van de zitting, mag de notulist gebruik maken van geluidsopname apparatuur. Na vaststelling van het verslag wordt de eventuele bandopname gewist.
  6. De mondelinge behandeling kan zo nodig op een ander tijdstip of datum worden voortgezet, indien een goed verloop van de mondelinge behandeling of een goede behandeling van de zaak dit noodzakelijk maakt, zulks ter beoordeling van de commissie van beroep.
  7. Alvorens de mondelinge behandeling wordt gesloten, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld nog tot zijn verweer dienende opmerkingen te maken.

ARTIKEL 7 – GETUIGEN

  1. De commissies zijn gerechtigd getuigen te horen, de betrokkenen zullen hiervoor schriftelijk worden uitgenodigd door de betreffende commissie onder vermelding van plaats en tijd.
  2. De betrokkene geeft de namen van eventuele getuigen bij zijn verweerschrift.
  3. Wanneer een mondelinge behandeling wordt gehouden, worden getuigen alleen tijdens deze mondelinge behandeling gehoord, tenzij een getuige redelijkerwijs niet aanwezig kan zijn. In het geval geen mondelinge behandeling wordt gehouden, kan een getuige op verzoek van de commissie een schriftelijke verklaring opstellen en ondertekenen. De betrokkene wordt hierna in de gelegenheid gesteld zich te verweren tegen de schriftelijke getuigenverklaring(-en).
  4. Getuigen worden buiten elkaars aanwezigheid gehoord.

ARTIKEL 8 – BERAADSLAGING EN BEWIJS VOOR BEIDE COMMISSIES

  1. Wanneer de commissie meent voldoende inlichtingen te hebben verkregen om een uitspraak te kunnen doen, sluit zij de behandeling.
  2. Na de sluiting van de behandeling beraadslaagt de commissie over de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
  3. De besluitvorming hierover geschiedt bij meerderheid van stemmen in een besloten zitting.
  4. De commissies mogen in hun besluitvorming slechts die feiten in aanmerking nemen, waarvan ook de betrokkene kennis heeft kunnen nemen. Deze regel geldt echter niet ter zake van feiten die eerst bij de mondelinge behandeling aan de orde gekomen zijn, indien de betrokkene na deugdelijk te zijn opgeroepen niet bij de mondelinge behandeling is verschenen of daarbij is vertegenwoordigd.

ARTIKEL 9 – STRAFFEN

Als straffen kunnen worden opgelegd:

  1. Alle straffen genoemd in artikel 6 van de statuten. Als maximum straffen kunnen de in artikel 15 van dit reglement genoemde straffen worden opgelegd.
  2. Een straf kan geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd. Bij de uitspraak wordt duidelijk aangegeven in hoeverre de straf voorwaardelijk dan wel onvoorwaardelijk is. Bij een voorwaardelijke straf wordt tevens de duur van de daaraan verbonden proeftijd gegeven. Begaat de betrokkene binnen de proeftijd opnieuw een overtreding, waarvoor een straf wordt opgelegd, dan zal de tuchtcommissie beslissen in hoeverre de voorwaardelijke straf wordt omgezet in een onvoorwaardelijke straf.
  3. Strafverhoging kan geschieden, indien een speler/lid binnen twee jaar na de laatste strafoplegging zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
  4. Bij strafoplegging worden beide commissies geacht rekening te houden met het verschil tussen enerzijds spelers in de eerste divisie en eredivisie en door de bond uitgezonden spelers. En anderzijds spelers in tweede en lagere divisies.
  5.  Alle in dit reglement gestelde straffen en maatregelen zijn niet gebonden aan seizoen grenzen.
  6.  De commissies kunnen naast de in artikel 15 genoemde straffen boetes tot € 22,50 (tweeëntwintig euro en 50 cent) opleggen aan individuele spelers.

ARTIKEL 10 – UITSPRAAK

  1. Binnen twee weken na dat de mondelinge of schriftelijke behandeling heeft plaats gehad, wordt schriftelijk uitspraak gedaan. Deze wordt binnen twee weken aan de betrokkene toegezonden.
  2. In de uitspraak wordt vermeld:
    – of de ten laste gelegde overtreding(en) al dan niet bewezen wordt/worden geacht.
    – voor welke overtreding een straf wordt opgelegd.
    – vanaf welke datum de straf ten uitvoer zal worden gelegd.
    – in hoeverre de opgelegde straf terstond uitvoerbaar zal zijn, ongeacht een door betrokkene   tegen de uitspraak in te stellen beroep.
    – in hoeverre de straf voorwaardelijk wordt opgelegd, alsmede ter zake van welke overtreding.
    – op welke datum de proeftijd zal zijn beëindigd.
    – dat uiterlijk binnen 10 (tien) dagen na de datum van de dagtekening in geval van een uitspraak door de tuchtcommissie in beroep kan worden gegaan bij de commissie van beroep. Daarbij wordt het adres van de commissie van beroep vermeld.
  3. De uitspraak dient tevens te worden gemotiveerd.
  4. De uitspraak van de commissie van beroep is bindend. De uitspraak van de tuchtcommissie is onherroepelijk, na het verstrijken van de beroepstermijn.

ARTIKEL 11 – TENUITVOERLEGGING

  1. De tenuitvoerlegging van een opgelegde straf vangt aan op het moment dat de uitspraak onherroepelijk is, tenzij in de uitspraak anders is beslist.
  2. De tenuitvoerlegging van een opgelegde straf, waarbij de betrokkene is uitgesloten van het deelnemen aan of het leiden van wedstrijden kan na het seizoen voor het resterende gedeelte worden opgeschort tot de aanvang van het nieuwe seizoen.
  3. Wanneer de opgelegde straf bestaat uit een geldboete, geschiedt de inning door middel van een nota waarop vermeld de betalingstermijn van minimaal dertig dagen door het bestuur van de DBMN Na het verstrijken van de betalingstermijn zonder te betalen is het bestuur van de DBMN exclusief bevoegd over te gaan tot een volledige schorsing tot de boete is voldaan.

ARTIKEL 12 – GRATIE

Indien de betrokkene is geroyeerd, is hij bevoegd vijf jaar na de uitspraak een verzoek tot gratie in te dienen, waarover het bestuur binnen twee maanden beslist.

ARTIKEL 13 – BIJZONDERE BEPALINGEN

  1. Geschillen tussen leden van de bond onderling worden, voor zover deze samenhangen met de beoefening van de dartssport in de ruimste zin van het woord, op verzoek van een beider partijen, door de tuchtcommissie beslecht. De tuchtcommissie beslist op deze geschillen in de vorm van een bindend advies.
  2. De tuchtcommissie is op verzoek van alle leden belast met het geven van een bindende uitleg van de reglementen voor zover deze onvolledig of voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn.

ARTIKEL 14 – REGISTRATIE VAN PLEGERS VAN OVERTREDINGEN EN STRAFFEN

  1. Uitspraken van de tuchtcommissie dan wel van de commissie van beroep zijn openbaar voor de leden van de DBMN In gevallen waarin een straf is opgelegd, kan deze worden gepubliceerd in het Dartsmaggezien. Uitspraken van de tuchtcommissie mogen niet worden gepubliceerd voordat deze onherroepelijk zijn.
  2. Door het bestuur wordt een aparte administratie bijgehouden van overtreders en de aan hen opgelegde straffen. De competitieleiders en wedstrijdleiders worden op de hoogte gesteld van mutaties.
  3. De administratie is niet openbaar. Uitspraken door bestuur of competitieleiders over de geregistreerde leden beperken zich tot eventuele consequenties voor wedstrijden. Bestuur en competitieleiders onthouden zich van uitlatingen over geregistreerde leden en de door hen begane overtreding.
  4. De registratie beperkt zich tot de duur van de opgelegde straf, dan wel de termijn van een opgelegde voorwaardelijke straf. Na afloop van de opgelegde straf of de gestelde termijn van een voorwaardelijke straf, wordt de pleger uit de administratie verwijderd. Aantekeningen in de administratie van het bestuur en de wedstrijd c.q. competitieleiders worden vernietigd.
  5.  De tuchtcommissie en commissie van beroep houden een eigen administratie bij. De dossiers van beide commissies zijn vertrouwelijk. Leden van beide commissies worden geacht de nodige zorgvuldigheid te betrachten inzake de betreffende dossiers. De leden van beide commissies verplichten zich tot geheimhouding met betrekking tot de inhoud van de dossiers.
  6. Persoonsgegevens uit de dossiers worden vernietigd vijf jaar na onherroepelijke strafoplegging, met uitsluiting van royement. Geroyeerde leden blijven geregistreerd tot het royement is opgeheven.

ARTIKEL 15 – MAXIMALE STRAFFEN

a.   Het niet voldoen aan de financiële verplichtingen wordt bij toernooien gestraft met uitsluiting van deelname door de daarvoor ingestelde commissie. Hierin is deze commissie exclusief bevoegd.

b.   Teams die niet herkenbaar zijn door middel van herkenbare, uniforme kleding conform artikel 11 lid 2 van het wedstrijdreglement worden na 3 meldingen gestraft met een straf variërend van een berisping tot vermindering van het aantal behaalde punten met een maximum van 9.

c.   Indien de wedstrijdlocatie niet herkenbaar voldoet aan de eisen van het wedstrijdreglement, dan zijn bezoekende teams gerechtigd een claim in te dienen. De locatie zal niet kunnen worden gebruikt als wedstrijdlocatie voor de competitie totdat de locatie herkenbaar is goedgekeurd door een door de DBMN daartoe bevoegd verklaarde commissie. Hierin is deze commissie exclusief bevoegd.

d.   Spelers die meer dan één dart gooien tijdens een worp, verliezen de betreffende partij. Bij competitiewedstrijden worden de spelers uit de wedstrijd genomen zonder dat het team waarvoor ze spelen een wisselspeler mag inzetten. Bij toernooien wordt de speler uitgesloten van verdere deelname onder aftrek van alle door hem op de dag behaalde punten.

e.   Nog een dart gooien nadat er met de eerste en/of tweede dart meer punten zijn gegooid dan dat er punten op de scorelijst staan (nagooien) wordt bestraft met het verlies van de partij.

f.    Het niet of niet volgens het wedstrijdreglement noteren van scores van een partij wordt bij competitiewedstrijden na 3 meldingen bestraft met een vermindering tot maximaal 9 punten van de door het schrijvende team behaalde punten in de competitie. Bij toernooien verliest de tot schrijven verplichte persoon alle in het toernooi behaalde punten. Op het aantal in een reeks toernooien behaalde punten worden 5 punten in mindering gebracht. De wedstrijdleiding van het toernooi is exclusief bevoegd deze straf op te leggen.

g.   Het niet of niet op tijd verschijnen bij een wedstrijd geeft de tegenstander recht op een claim.

De tegenstander ontvangt als puntenaantal het resultaat van het team boven en het team onder hem in de stand tegen het bewuste team behaald en dit te middelen, met een ondergrens van 5 punten ofwel het eigen gemiddelde indien dit meer dan 5 bedraagt. Indien het claimende team bovenaan staat in de stand wordt alleen het resultaat van het team onder hem verrekend. Indien het claimende team onderaan staat in de stand wordt alleen het resultaat van het team boven hem verrekend. Indien het team waartegen de claim wordt ingediend direct boven of direct onder het claimende team staat zal het resultaat van het eerstvolgende team worden gebruikt in de berekening. Om dit te beoordelen zullen er twee peildata zijn: de winterstop en na afloop van de competitie. De toegekende punten voor het claimde team zal een minimum van 5 punten en een maximum van 9 punten bedragen. Bij het team dat te laat of geheel niet is verschenen, worden punten in mindering gebracht. Op het reeds behaalde aantal punten worden 5 punten in mindering gebracht indien men vooraf aan de tegenstander en wedstrijdleider te kennen heeft gegeven dat de wedstrijd van hun kant geen doorgang kan vinden. Indien een team geen contact heeft gehad met tegenstander en de wedstrijdleider, zal er 9 punten in mindering worden gebracht op het totaal aantal behaalde punten.

Een team dat driemaal voor een vastgestelde wedstrijd afwezig is geweest, wordt door de DBMN uit de competitie genomen. Indien dit in de eerste seizoenhelft gebeurt, vervallen alle tegen dit team behaalde punten, Indien dit in de tweede seizoenhelft gebeurt, vervallen alleen de in de tweede seizoenhelft tegen dit team behaalde punten (punten behaald in de eerste seizoenhelft blijven behouden), met uitzondering van een derde claim in de laatste speelweek. Hierbij ontvangt het team dat de claim indient het gemiddelde van zijn aantal punten over het hele competitie-seizoen. Hierin is deze commissie exclusief bevoegd. Bij toernooien beoordeelt de wedstrijdleiding of de speler die te laat aanwezig is aan het toernooi kan deelnemen. In deze is de wedstrijdleiding exclusief bevoegd de straf op te leggen.

h.   Het hinderen van de tegenstander(s) wordt na 3 meldingen in de competitie bestraft met een vermindering van maximaal 18 punten op het behaalde resultaat. Bij toernooien wordt de betreffende speler na 2 waarschuwingen uitgesloten van verdere deelname. Hij verliest de in dit toernooi behaalde punten en er worden maximaal 10 extra punten in mindering gebracht op het totaal aantal behaalde punten.

i.    De speler stelt de schrijver in staat de score te noteren alvorens de pijlen na een beurt uit het bord te halen. De betreffende beurt telt niet als de schrijver naar zijn eigen mening niet in staat was de score op te nemen. De beurt mag in dat geval niet opnieuw worden gegooid. In deze is de scheidsrechter/ wedstrijdofficial exclusief bevoegd de straf op te leggen.

j.    Het werpen vanaf een onjuiste afstand wordt door de schrijver naar eigen goeddunken ongeldig verklaard. De speler heeft niet het recht opnieuw te werpen. In deze is de scheidsrechter/ wedstrijdofficial exclusief bevoegd de straf op te leggen.

k.   Onbehoorlijke of beledigende taal tegenover de scheidsrechter/ wedstrijdofficial en andere bij de wedstrijd betrokken personen, alsmede derden, worden in competitieverband na 3 meldingen maximaal 18 punten in mindering gebracht op het aantal door het team van de dader behaalde punten. Bij toernooien is de handelswijze van de wedstrijdleiding gelijk aan lid h van dit artikel. De strafbaarheid is in deze gevallen niet beperkt tot de wedstrijd. Zij geldt ook voor zowel voor als na de wedstrijd.

l.    Het doelbewust bekladden, beschadigen of vernielen van andermans eigendom wordt bestraft met vergoeding van de schade. Bij herhaling wordt de dader uitgesloten van competitie en toernooien voor maximaal 3 jaar. De dader is altijd verplicht de schade te vergoeden.

m.  Iedere vorm van competitievervalsing kan worden bestraft met maximaal 27 punten vermindering van het reeds behaalde aantal.

n.   Deelname van niet competitie gerechtigde spelers aan de competitie (zie ook artikel 8 lid 1 van het wedstrijdreglement) wordt bestraft met ongeldig verklaren van de gespeelde wedstrijd (0-0) met het in mindering brengen van 5 punten bij beide betrokken teams. In deze is de wedstrijdleiding exclusief bevoegd de straf op te leggen. Bij herhaling kan de tuchtcommissie de straf verhogen tot het in mindering brengen van maximaal 18 punten.

Teams welke onderdeel uitmaken van een bijzonder lid, die gebruik maken van spelers van andere tot hetzelfde bijzondere lid behorende teams, welke niet zijn aangemeld bij de wedstrijdleiding, worden als ongerechtigde spelers gekenmerkt. In dit geval zal enkel het team, welke gebruik maakt van deze ongerechtigde speler, 0 punten toegekend krijgen met een mindering van 5 punten op hun totaal. Eveneens zal het team waarin de uitgeleende speler normaal gesproken speelt in die week, geen punten toegekend krijgen. Teams welke onderdeel uitmaken van een buitengewoon lid die spelers uitlenen, en daardoor zelf te weinig teamleden overlaat om die speelweek aan te kunnen treden, krijgen in die speelweek geen punten toegekend. Hierin is deze commissie exclusief bevoegd.

o.   Gedragingen van supporters in strijd met de in dit artikel onder h, k en l genoemde bepalingen, waarvoor het team of zijn captain verantwoordelijk kan worden gehouden, gelden als gedragingen van dat team en worden overeenkomstig de betreffende bepalingen bestraft.

p.   Bij het niet of niet tijdig ontvangen dan wel het bewust onjuist invullen van het wedstrijdformulier wordt het betreffende team bestraft met het niet toekennen van de in deze wedstrijd behaalde punten. In deze is de wedstrijdleiding exclusief bevoegd de straf op te leggen.

q.   Een buitengewone lid dat niet voldoet aan de voor hem geldende verplichtingen, wordt het buitengewone lidmaatschap en de daaraan verbonden rechten ontnomen voor minimaal één seizoen, startende met het eerstvolgende seizoen op het seizoen waarin men niet aan alle verplichtingen heeft voldaan. Het wederom verkrijgen van het buitengewone lidmaatschap is mogelijk door aan alle verplichtingen te voldoen, men krijgt dan het buitengewone lidmaatschap terug met ingang van het eerstvolgende seizoen. Bij herhaaldelijk verzuimen van de verplichtingen volgt schorsing van het buitengewone lidmaatschap voor minimaal drie jaar.

r.    Indien de captain of een vertegenwoordigende teamgenoot van de captain, niet op de captainsdag de captainsmap ophaalt, zal dit team de competitie beginnen met een puntenaantal van -5 (minus 5). Captains die deel uitmaken van een bijzonder lid kunnen, op vertoon van een getekende machtiging van een andere captain, voor dat andere team (maximaal één ander team) de map meenemen.

ARTIKEL 16 – SLOTBEPALING

Waar in dit reglement hij staat kan zij bedoeld worden, zo ook waar hem staat kan haar bedoeld zijn.